Alternatief slot post voor mevrouw
Bromley
Londen,
Mei 1917
Daar
zaten we dan. Allemaal terug op de trein naar huis. Nou ja ‘allemaal’ is
misschien niet het juiste woord. Er ging zoveel door me heen. Het gezicht van
luitenant Ashwell, de jongen, al de lijken. Ik werd er misselijk van. Ik keek
even naar buiten om mijn gedachten te verzetten. Het uitgestrekte landschap
zoefde voorbij. Toch kon dit de onhebbelijke gedachte van de oorlog niet uit
mijn hoofd zetten. Ik besloot een glas cola te halen van voor in de trein. Toch
iets wat ik kon doen. Je hoefde niet meer uit te kijken voor granaten,
soldaten, valstrikken of prikkeldraden. Je hoefde geen dagen meer op water en
brood te leven. Nee, je kon terug doen wat je wou. Na pakweg 7uur op de trein
kwamen we aan in Londen. Somber weertje. Honderden familieleden stonden de
soldaten op te wachten aan het perron. Even dacht ik dat Mary er voor me zou
staan. Tevergeefs natuurlijk. Die zal weer ergens anders liggen te flikflooien.
Ik
besloot richting huis te gaan. Het was maar een halfuurtje lopen van het
perron. Onderweg kwamen alle herinneringen naar boven. Ook al wilde ik liever
niemand horen, zei ik vriendelijk goedemorgen aan iedereen die ik tegenkwam.
Mevrouw Bromley kwam ik liever niet tegen. Daarom liep ik een blokje om, om
haar zeker niet te kunnen tegenkomen.
Ik
was nog geen 2 minuten thuis en ik lag al op mijn bed. Barstende hoofdpijn
kreeg ik ervan. De oorlog was op men netvlies gebrand. En ik kreeg het er maar
niet uit. Waar moest ik heen ? Opgesloten zat ik. Het zat tussen mijn oren, en
ik kreeg het er niet uit. Waar ik ook zat, in mijn kamer, in de tuin, in de
boekenkamer, nergens kon ik mijn gedachten verzetten.
En
het bleef maar duren, en het bleef maar duren, en het bleef maar duren. Ik
besloot hulp te zoeken. De ene psychiater na de andere heb ik verslonden. En
niemand die me kon helpen. Ik moest mijn leven weer op de rails zien te
krijgen. Het eerste wat ik moest doen was naar mevrouw Bromley gaan en haar de
waarheid vertellen. Ze heeft het recht om te weten wat er met haar zoon was
gebeurd. Ik had al lang genoeg de lafaard uitgehangen door te liegen tegen
haar. Ik zou haar alles vertellen, van de eerste dag tot nu. Maar ook dat kon
ik niet. Mevrouw Bromley betekende te veel voor me. Ze was als men moeder, en
juist daarom dat ik ze dit verdriet niet kan aandoen.
De
ideeën bleven maar door mijn hoofd spoken. Daarbovenop had ik het al niet
makkelijk om rond te komen. Werk had ik niet, en hulp nam ik niet aan.
Ik
was zo wat een week terug thuis, en mijn leven was een puinhoop. Het huis was
een stal, overal kleren, het stonk er, en niemand die me erop wees dat ik hier
iets aan moest doen. Ik ging een zoveelste poging doen om heel het verhaal aan
mevrouw Bromley te vertellen. Diezelfde dag nog stond ik voor haar deur, met
knikkende knieën en een bang hartje. Ik had me al helemaal voorbereid op wat ik
ging zeggen. Plots deed ze de deur open, en stond ik daar met mijn mond vol
tanden. Ik kreeg geen woord wat betrefd Martin over mijn lippen. Ik kan het
gewoon niet. Ik werd er weer hartelijk ontvangen. “Wil je een kopje thee”: zei
ze. Dat kwam me zo bekend voor. Daar kon ik geen nee tegen zeggen. Ze vroeg me
hoe het met Martin ging, maar ik reageerde niet. Na het kopje thee ging ik er
alweer vandoor. Ik voelde me weer zo schuldig tegenover haar. Het was sterker
dan mezelf.
Het
werd winter. Ik ging ervan uit dat de tijd orde ging brengen in mijn leven. Die
kwam er helaas niet. Steeds geraakte ik dieper en dieper in mijn eigen
problemen gewikkeld. Tot op een dag dat ik dacht de juiste oplossing gevonden
te hebben. De daad waar nooit over gesproken werd, het was een soort taboe,
maar het flitste wel door mijn hoofd: zelfmoord. Wat ik echt dacht, kon ik
alleen kwijt op papier, daar kon ik me helemaal uiten, mijn gevoelens kwijt. De
donkere dagen gingen voorbij, en voor ik het wist stond ik daar. Op een stoel
in de woonkamer, met een koord rond mijn nek, vastgebonden aan de houten balk
aan het plafond. Springen! Niet springen! Doen! Niet doen! Er ging zoveel door
me heen. Nog even dacht ik aan Mary. Zij was misschien de enige die me zou
kunnen ompraten dacht ik bij mezelf. Alhoewel nee, die oorlog zit in mijn
geheugen gegrift, de gevolgen, de trauma’s zijn ondenkbaar. Ik dacht dat ik
ervan af was toen de oorlog gedaan was. Maar niets is minderwaar. Dan begint
het pas!
“But where
the dead leaf fell, there did it rest”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten